U komt binnen in het torenportaal. U gaat nu linksaf naar het noordwest-portaal.
In het noordwest-portaal ligt een wagonas. Deze hing in de tweede wereldoorlog in de toren als vervanging van de door de Duitsers in 1943 geroofde klokken. Met een grote hamer werd hierop geslagen voor de aanvang van de kerkdienst.
In het portaal leidt de trap naar de torengalerij, in de volksmond "de kippentil" genoemd. Vóór de verbouwing van 1923 stond het orgel op deze galerij.
Via de galerij is de toren bereikbaar. Momenteel hangen er in de toren weer twee luidklokken. De kleine klok dateert uit 1544. Het randschrift luidt: "IHesus Maria Anna est nomen mev Medardus Waghevens me fecit anno DNI MDXLIIII". (Jezus Maria Anna is mijn naam Medardus Waghevens heeft mij gemaakt in 1544). Deze klok werd door de Duitsers weggevoerd om te worden omgesmolten tot munitie. Echter schipper Van Dijk liet zijn schip "De Hoop van Zegen" met daarin 255 oude klokken zinken in het IJsselmeer. Na de oorlog is het schip gelicht en zijn de klokken wonderwel weer naar hun torens teruggebracht. De grote klok, die ook was afgevoerd is helaas verloren gegaan. In zijn plaats kwam een nieuwe klok met een diameter van 103 cm. Opschrift hiervan is: "1948 Hervormde Kerk IJsselmonde. Deze klok is vervaardigd en aangebracht ter vervanging van de op 4 januari 1943 in de oorlog van 10 mei 1940 - 5 mei 1945 door de duitsche bezetting weggevoerde klok, die is om gesmolten tot oorlogstuig psalm 66 vers 11 EN" U kunt de kerkklokken beluisteren.
Het uurwerk van onze kerk is in vergelijking met de uurwerken in andere kerken relatief klein. Het is maar 80 cm lang en 35 cm breed. Het is destijds in kleine series op een industriële wijze gemaakt door de Franse firma Ungerer in Strasbourg in het begin van de vorige eeuw. Deze firma maakte dit type uurwerken in verschillende groottes voor kleine en voor grote kerken en torens.
Beluister de kerkklokken
Beschrijving van het torenuurwerk
Het uurwerk van onze kerk is in vergelijking met de uurwerken in andere kerken relatief klein. Het is maar 80 cm lang en 35 cm breed. Het is destijds in kleine series op een industriële wijze gemaakt door de Franse firma Ungerer in Strasbourg in het begin van de vorige eeuw. Deze firma maakte dit type uurwerken in verschillende groottes voor kleine en voor grote kerken en torens.
Het uurwerk in de kerktoren heeft twee functies namelijk het laten ronddraaien van de wijzers van de klokken op de buitenkant van de toren en voor het slaan van het aantal uren en eventueel van de halve uren op de (luid)klokken in de toren. Het bestaat dan ook uit twee delen (je zou kunnen zeggen uurwerkmotoren) die parallel hun werk doen en voldoende krachtig moeten zijn om hun functies over een langere periode te laten uitvoeren.
Het bestaande uurwerk bestaat daarom ook uit twee gedeelten: 1) het gaande werk om de wijzers precies op tijd te laten rondlopen en 2) het slagwerk om de hamers bij de (luid)klokken op het juiste moment een gedefinieerd aantal slagen te laten maken.
Sommige torenuurwerken hebben nog een derde unit om ook elk kwartier een slag op een van de luid(klokken) te geven, maar dat is bij ons uurwerk niet aangebouwd.
De twee delen zijn natuurlijk aan elkaar gekoppeld en staan dan ook op één console of bok of ook wel een beun genoemd. Het uurwerk is in een kast met deuren en ramen geplaatst om het mechaniek van tandwielen, assen en lagers zoveel mogelijk te beschermen tegen stof en vuil in de dikwijls winderige toren.
Het gaande werk heeft een uitgaande as die naar boven loopt en die via lange stangen en conische tandwielen overbrengingen naar de wijzerplaten loopt. Deze uitgaande as draait maar langzaam rond en wel met een snelheid van precies één omwenteling per uur. De minutenwijzers van de vier wijzerplaten worden daarom met de zelfde snelheid voort bewogen en rondgedraaid. Bij elke wijzerplaat is een vertraging gemaakt van 1 op 12, zodat de urenwijzers, die op een holle as zijn gemonteerd 12 keer zo langzaam rond draaien.
In de loop der jaren heeft het uurwerk enkele technische wijzigingen en verbouwingen ondergaan, waardoor het nu anders aangedreven wordt dan vroeger. Hier onder volgt eerst de beschrijving van uurwerk zoals het oorspronkelijk heeft gefunctioneerd en daarna zullen de wijzigingen beschreven worden:
De energie van het gaande werk wordt verkregen door een zwaar gewicht aan een touw of een staaldraad op te trekken en op een trommel op te winden met een opwindkruk. De as met de opwindtrommel wordt door een pal op een palwiel tegen gehouden. Het zware gewicht zal de as in tegenovergestelde richting doen draaien en wordt via een serie tandwielen en tandrondsels vertraagd. Het wordt zelfs nog verder geremd door een gangsysteem of ook wel echappement genoemd. In ons uurwerk is de Grahamgang gebruikt, dat in de meeste industriële uurwerken werd toegepast. De tanden van het gangrad, die een speciale vorm hebben, wordt door een anker één voor één doorgelaten. Het anker is verbonden met de slinger via een meenemer en kan niet sneller heen en weer bewegen dan de slinger toelaat.
De slinger met het slingergewicht van het gaande werk moet zorgen dat het uurwerk op tijd loopt. De slingertijd van een slinger is afhankelijk van zijn lengte. Onze slinger is bijna 100 cm lang en heeft een slingertijd van precies 1 seconde. Door de slinger iets langer te maken gaat de klok langzamer lopen en door de slinger juist iets korter te maken gaat het uurwerk juist iets trager lopen. Hiermee kan de “klokkenist” ervoor zorgen dat het uurwerk altijd precies op tijd loopt.
De speciale vorm van de tanden van het gangwiel en ook de vorm van het anker zorgt er voor dat de slinger bij het doorlaten van een tand, elke keer een kleine zetje (na) krijgt en daardoor blijft slingeren.
Met twee conische tandwielen is de trommel-as van het gaande werk verbonden met de omhoog lopende uitgaande as naar de wijzerplaten.
Enige jaren geleden is het gaande werk gewijzigd, waarschijnlijk omdat het niet goed liep en het uurwerk soms stil stond. Men heeft de slinger en het echappement ontkoppeld en vervangen door een synchroon motor aandrijving die nu zorgt dat de uitgaande as precies één maal per uur ronddraait. Ook heeft men helaas de kabeltrommel en het zware gewicht verwijderd. Hierdoor hoeft het uurwerk niet meer opgewonden te worden en loopt het altijd precies op tijd. Men moet nu alleen er voor zorgen dat de stangen naar de wijzerplaten gemakkelijk kunnen draaien en dat de aslagers goed gesmeerd zijn.
Een hulp-as met een lange nok is door een set tandwielen gekoppeld aan de trommel-as in het gaande werk. Deze nok zal bij ieder keer rondgaan een hefboom omhoog duwen, waardoor het mechanisme van het slagwerk even los gekoppeld wordt en de uren kan gaan slaan.
Het slagwerk is zwaarder uitgevoerd met grotere tandwielen dan het gaande werk omdat de hamer bij de klok een flinke slag moet geven. Ook het slagwerk gedeelte werd oorspronkelijk met een kabeltrommel en een zwaar gewicht aan een staaldraad aangedreven. Deze is vervangen door een elektrische motor met ketting aandrijving en met twee gewichten. Het grote gewicht levert de energie voor het slaan en het kleinere gewicht houdt de ketting gespannen. Als het kleine gewicht helemaal opgehesen is wordt met schakelaar de motor aangezet om het grote gewicht naar boven te hijsen, zodat er altijd energie is om de uurslagen te maken. De sluitschijf in het slagwerk gedeelte (dat is het wiel met de 12 kleine uitsparingen) zorgt er voor dat het juiste aantal slagen op de luidklok gemaakt worden. De sluitschijf draait in 12 uur tijd precies één maal rond. Achter op het slagwerk gedeelte is nog een soort windmolentje gemonteerd op een aangedreven as. We noemen dat een windvleugel en deze zorgt er voor dat het slagwerk gedeelte niet te snel kan gaan draaien door hem af te remmen. Daardoor is het mogelijk de klok goed te horen en kan met het aantal slagen tellen en kan men weten hoe laat het is.
Als u uit het noord-westportaal komt, loopt u rechtdoor de noordbeuk in. Tegen de gevel van de noordbeuk het gedenkbord ter nagedachtenis aan Ds. Petrus Massis. Ds. Massis aanvaardde in 1680 beroep naar IJsselmonde onder minder goede omstandigheden. De kerk was twee jaar daarvoor grotendeels verwoest door blikseminslag en de gemeente kampte met grote financiële problemen. Met grote voortvarendheid nam hij het voortouw in de opbouw van de kerk en de gemeente. Wekenlang was hij onderweg om in talloze plaatsen in Zuid-Holland, Zeeland en Brabant geld in te zamelen voor de wederopbouw. Bij de verantwoording van de inkomsten en uitgaven van de herstelwerkzaamheden bleek dat hij totaal "1941 gulden , 8 stuyvers en 8 penningen" had ingezameld. De rekeningen kwamen op een totaal van "1921 gulden, 6 stuyvers en 8 penningen" Door zijn inspanningen kon de kerk dus hersteld worden en weer in gebruik worden genomen. De jaren tot zijn dood in 1707 verkondigde hij vol vuur het evangelie. Te zijner nagedachtenis is dit bord vervaardigd. Het middendeel met de tekst is van marmer. De draperieën en de omlijsting zijn gemarmerd hout.
Op de vloer bevinden zich grafzerken van predikanten. Als u even verder loopt ziet u in het noordtransept de zerken van schouten en heemraden. De meeste dateren uit de periode rondom 1700. In deze periode werden vooral notabelen in de kerk begraven. Vanaf 1825 was het begraven in de kerk definitief verboden.
De overledenen zijn onder ons...
De vloer van de kerk bestaat voor en deel uit grafzerken. Een graf in de kerk werd voor de reformatie een voorrecht geacht waar de rijken graag voor betaalden. De middeleeuwer liet zich begraven met het gezicht naar het oosten, vanwaar hij de wederkomst van Christus verwachtte.
Begraven worden binnen de kerkmuren was te meer een privilege, omdat familieleden en anderen de laatste rustplaats gemakkelijk konden bezoeken. De welstand van de familie was af te lezen aan de decoraties van de grafzerk. De reformatie heeft in de gewoonte, "begraven in de kerk", geen verandering gebracht.
Het begraven in de kerk was een bedrijf apart dat geen directe band had met de hoofdfunctie van het gebouw. Dit bedrijf mocht op tijden dat er geen dienst werd gehouden vrijelijk beschikken over de vloer en de bodem van de kerk. De koster, tevens doodgraver, klokluider en hondenslager, had tot taak dit te regelen. Het begraven in de kerk verhoogde de inkomsten van de kerk aanzienlijk. De kerkmeesters zorgden voor een deugdelijke administratie in de grafboeken. In deze boeken staan de namen opgetekend van de personen die onder de grafsteen begraven zijn en tevens wordt het grafrecht vermeld (het bedrag dat betaald moest worden voor een bepaalde plaats). In deze grafboeken is duidelijk te zien dat de rijken in de kerk en de armen buiten de kerk begraven werden. Het begraven in de kerk gaf behalve overlast (het regelmatig openbreken van de vloer) ook onaangename geuren. De koster had tot taak dit zoveel mogelijke te beperken door het luchten op doordeweekse dagen. Dit kon echter nier voorkomen dat men het had over de "rijke stinkerds" in de kerk.
In de franse tijd werd het begraven in de kerk om gezondheidsredenen verboden. Na 1813 werd het weliswaar weer gedaan, maar bij Koninklijk besluit van 24 mei 1825 werd het definitief verboden. Een uitzondering werd gemaakt voor de grafkelder van de ambachtsheren van Oost- en West IJsselmonde, die vroeger via een aparte toegang aan de zuidoostzijde van de kerk toegankelijk was. In 1880 werd hier voor het laatst iemand bijgezet. Sindsdien is de kelder afgesloten.
Bij de verbouwing van de kerk in 1923 werden de graven in de kerk geruimd. De zerken werden voor een groot deel weer in de vloer teruggelegd, maar niet meer op hun oorspronkelijke plaats vanwege een andere zitplaatsindeling.
De grafkelder bleef intact. De stoffelijke resten bleven onaangeroerd, maar het dak van de kelder werd verlaagd zodat hierop in de kerk banken konden worden geplaatst (in het zuidertransept). De toegang werd verplaatst naar de zuidwesthoek aan de buitenzijde van de kerk en voorzien van een hardstenen zerk.
Wandelend over de zerken valt op dat familiewapens van de zerken verwijderd zijn. Dit is in de franse tijd gebeurd. Vrijheid, gelijkheid en broederschap brachten mee dat alle adellijke titels, wapens en onderscheidingen met grote hardnekkigheid van de zerken moesten worden weggebeiteld.
In het pad van de zuidbeuk ligt een deel van de altaarsteen uit de rooms-katholieke periode. Deze steen is herkenbaar aan twee kruisjes op de hoeken.
Het begraven rondom de kerk duurde tot 1871. Sindsdien is de begraafplaats aan de Benedenrijweg in gebruik.
Links van het orgel hangt een bord uit 1618 waarop de "Wet des Heeren" is geschilderd. Rechts van het orgel hangt een bord met het "Gebed des Heeren" uit 1619. De achtergrond op beide borden is in de 19e eeuw in donkere kleuren overgeschilderd. Bij het rechterbord zijn hier en daar resten van oude schildering te zien (rood en goud).
De preekstoel dateert uit 1617 en is gemaakt door Michiel Lambrechtsz, schrijnwerker te Rotterdam.
Het orgel boven de preekstoel is gebouwd in 1868 door Van den Haspel, Schölgens en Van der Weijde. In de periode voor 1868 was er een voorzanger in dienst van de kerk voor begeleiding van gemeentezang.
Zie ook de sectie toegewijd aan het orgel.
Kerkverlichting
Verlichting is altijd nodig geweest in de kerk, maar door de eeuwen heen gebeurde dat op verschillende manieren. De bekendste vorm van kerkverlichting is die m.b.v. kronen. Omstreeks 1600 zijn voor het eerst vier kronen aangeschaft t.b.v. de Adriaen Janszkerk. Het waren kronen van hetzelfde model als nu alleen met echte kaarsen. Bovendien kon men ze hoger of lager hangen d.m.v. een contragewicht in de vorm van een bol. Als de avonddiensten in het voorjaar voorbij waren werd de plaatselijke timmerman verzocht om het kroontouw te bedienen en de kronen hoger te hangen zodat het zicht op de predikant niet langer belemmerd werd.
Het branden van kaarsen had tot gevolg dat het koperwerk na enige tijd vies en zwart werd. Zo om de vier jaren was er altijd wel een gemeentelid te vinden die ze onderhanden wilde nemen.In de archieven van de kerkmeesters is te lezen hoe dat gebeurde : in 1773 werd een bedrag betaald "voor vier kruijwagens wit sant en noppen om de kroone te schuijre".Noppen was een soort doek en het zand was natuurlijk nodig om het kaarsvet eraf te krijgen. Dat er een kruiwagen zand per kroon nodig was zegt veel over mate van vervuiling.
De vier kronen werden in 1878 voor oud koper verkocht voor f 345,16. Hiervoor werden petroleumlampen aangeschaft. Erg lang hebben ze niet dienst gedaan want enkele jaren later werden toch weer kaarsenkronen aangeschaft. Sierlijke kronen met vier armen maar met slechts één kaars per arm. Op de oudste interieurfoto zijn ze goed te zien.
In 1905 sloeg de vernieuwingsdrang weer toe en werd overgeschakeld op gasverlichting. Uit deze tijd is nog een deel van een lamp bewaard gebleven.Hij hangt boven de haard in de consistorie (zelfs het gaskraantje zit er nog aan). Toen de kerk in 1923 werd vergroot was architekt Kuiper van mening dat de gaslampen zouden misstaan en voor een bedrag van f2324,- werden de huidige kronen aangeschaft. Over de vorm van de kronen is nog wel iets aardigs te vertellen. Een kroon bestaat meestal uit twee vluchten (lagen) van ieder zes kaarsen. Deze indeling was makkelijk als de kerkdienst niet zo druk bezet was : dan liet men alleen de onderste kaarsen branden. Zo ontstond in predikantenkringen de uitdrukking van "die is onlangs ook op half licht gezet", een teken dat die predikant niet veel volk trok.
De uitdrukking dat iemand geen helder licht is heeft bij mijn weten geen kerkelijke oorsprong...
De huidige verlichting is in 1923 aangeschaft. Hiervoor werd de kerk met kaarsen en later met gas verlicht.
In de dooptuin (de ruimte binnen het doophek) staat het doopvont gemaakt in de jaren zestig door A.J. Plaisier. De avondmaalstafel voor het doophek is ook door hem gemaakt.
Vanaf deze plaats is goed de oorspronkelijke plafondschildering te zien met "Amsterdamse School" motieven die in 1923 werd aangebracht. Tijdens de laatste restauratie is extra verlichting gemonteerd zodat de kleuren van het plafond beter tot hun recht komen.
Gedurende de restauratie is uitgebreid kleuronderzoek gedaan en voor zover mogelijk zijn de oude kleuren weer in de kerk toegepast.
De banken op de begane grond zijn nieuw, naar het oude model maar met een beter zitcomfort dan de vorige banken, ook in de oorspronkelijke kleur geschilderd.
U gaat nu door de deur aan de linker zijde van de preekstoel naar de consistoriekamer. In deze kerkenraadkamer was vóór de reformatie het altaar.
In de consistorie zijn typische "Amsterdamse School" kenmerken aanwezig zoals de haardpartij. Aan de wand is een grote verzameling portretten van predikanten die ooit in deze gemeente werkzaam waren. Ook is er een afbeelding van een bord met de namen van predikanten dat dateert uit omstreeks 1788. Het originele bord is helaas verdwenen. Van Ds de Jagher, die in 1897 is overleden is in 1997 op een veiling in Arnhem een fotoboek uit 1897 met stukjes tekst uit de krant van destijds in het bezit van de gemeente gekomen.
Enkele predikanten
Ds. de Jagher 1882 - 1897
Ds. Jules Franįois Louis Auguste de Jagher is in 1897 overleden. Na zijn overlijden is door zijn laatste catechisanten een fotoboek met diverse teksten aangeboden. Het fotoboek is in 1997, dus precies 100 jaar later, na een tip gekocht op een veiling in Arnhem.
Onderstaande teksten zijn uit het boek overgenomen.
Aan: Mevr: de Wed: de Jagher, ter nagedachtenis aan haren overleden echtgenoot
Ds J.F.L.A. de Jagher als blijk van liefde en waardering. Van zijne laatste aannemelingen.
Uit "de Nederlander" van 17 maart 1897
Een zware slag trof 15 maart de Herv: Gemeente te IJsselmonde door het overlijden van haar Herder en Leeraar Ds J.F.L.A. de Jagher. Na eene ongesteldheid van slechts een paar dagen, ging hij juist op zijn 52en verjaardag de eeuwige ruste in.
Zondag, 7 maart, mocht hij de gemeente nog zeer nadrukkelijk wijzen op de broosheid des levens en de vraag stellen, of het niet wellicht voor één onzer de laatste maal zou zijn. - Opmerkelijk is het, dat juist in den laatsten tijd de gemeente hoe langer hoe trouwer opkwam en met name dien laatsten Zondag de kerk zeer vol was als in geen jaren tevoren.
Hij was een waardig en geliefd leraar, die door zijn onbevlekten en oprechten wandel de goede belijdenis versierde.- Van 1882 af heeft hij de gemeente trouw gediend; zijne nagedachtenis zal in zegening zijn. Die gedachte trooste de treurende weduwe met haar achttal kinderen.
Uit "de Nederlander" van 18 maart 1897
Tot diepe droefheid van de gansche gemeente ontsliep heden in zijn Heere en Heiland, onze zeer geliefde Herder en Leeraar, Ds J.F.L.A. de Jagher in den ouderdom van 52 jaar.
Sedert 1882 heeft hij met de meeste liefde en trouw in dit deel van 's Heeren wijngaard gearbeid, waarvan vooral in den laatsten tijd de vruchten duidelijk merkbaar waren. Zijne nagedachtenis zal in zegening blijven.
De kerkeraad der Ned. Herv. Gem.
G. Kruithoff. Preas:
P. van Immerzeel. ScribaIJsselmonde 15e Maart 1897
Uit "de Nederlander" van 22 maart 1897
Onder vele blijken van belangstelling had 19 Maart de begrafenis plaats van Ds J.F.L.A de Jagher. Een zeer grote stoet volgde het stoffelijk overschot van den geliefden leeraar naar den doodenakker. Bij het graf werd allereerst het woord gevoerd door den Ambachtsheer, opperkerkmeester en Eere-voorzitter der Chr: School Hr: C.J.A. Bichon van IJsselmonde en voorts door Ds Tichelman, Ds de Klerk van Charlois en door het hoofd der burgerlijke gemeente, waarna een der familieleden een woord van hartelijken dank sprak tot allen.
De kinderen van de hoogste klassen der Chr: School zongen Psalm 103 vers 8 en 9, terwijl de aandoenlijke plechtigheid besloten werd met het zingen van een der lievelingsversen van den ontslapene: Psalm 23 : 1
Mogen de goede woorden bij deze gelegenheid gesproken op de talrijke schare een blijvenden indruk gemaakt hebben, opdat ook uit dit verlies nog winste zij voor velen!
Tegen de wand hangt ook een foto van een ets, voorstellende de terechtstelling van Adriaen Jansz. In de zestiger jaren van de 16e eeuw was Adriaen Jansz van Berckenwoude pastoor van IJsselmonde. In 1566 koos hij openlijk voor de Hervorming en werd na de komst van Alva een jaar later gevangen genomen. In 1570 is hij met enkele andere pastoors in Den Haag terechtgesteld. Te zijner nagedachtenis kreeg de kerk van IJsselmonde de naam Adriaen Janszkerk.
De kleine kansel is in 1923 gemaakt uit restanten van de (toen helaas gesloopte) herenbanken.
U gaat nu door de deur aan de linker zijde van de hard weer naar de kerk en vervolgens linksaf de kindernevendienstruimte in. Onder deze vloer bevindt zich de grafkelder van de ambachtsheren van Oost- en West IJsselmonde. U verlaat nu door de andere deur de ruimte en gaat linksaf.
Onder de trap liggen archeologische vondsten van de opgraving in november 2001. Staande halverwege de trap naar de galerij is door het raam de toegang naar de grafkelder te zien.
Naast de trap is een oude doorgang te zien. Tijdens de restauratiewerkzaamheden kwam deze te voorschijn. Zelf de scharnieren zijn nog te zien. Het poortje kwam uit op het kerkhof en is in de 19e eeuw dichtgemetseld. Volgens overlevering was het de exclusieve toegang naar de kerk voor de kasteelbewoners.
U loopt verder en u ziet het prachtige gebrandschilderde glas-in-lood raam met het gemeentewapen van IJsselmonde "de klimmende bever" en de familiewapens van de ambachtsheren. Het raam werd bij de voltooiing van de verbouwing in 1923 geschonken door de familie Bichon (de laatste bewoners van het in 1900 afgebroken kasteel in IJsselmonde).
Waarom staat er geen Haan, maar een Leeuw op de toren?
Op veel kerktorenspitsen staat een haan. Op de Adriaen Janszkerk staat geen haan maar een leeuw. Wilt u weten waarom?
De Torenleeuw
Eeuwenlang werd het silhouet van een dorp bepaald door de kerk, soms met een kasteel of watertoren in de buurt. En dat waren dan ook de belangrijkste zaken van toen. Tegenwoordig geeft de architectuur aan dat andere dingen belangrijker zijn. De medische faculteit, het wereldhandelscentrum en verzekeringskantoren bepalen nu het gezicht van onze stad en ook van deze tijd. Tussen alle wolkenkrabbers staat hier en daar een kerk, meestal voorzien van een kerktoren, maar niet altijd van een spits. Een toren zonder spits is eigenlijk niet af, maar ja, de bliksem sloeg er nogal eens in en het ontbrak dan vaak aan financiën om hem weer op te bouwen.
Drie eeuwen geleden sloeg in IJsselmonde de bliksem in de torenspits (in 1678 om precies te zijn). Spits en dak gingen in vlammen op en een groot deel van het archief ging ook verloren. Het ontbrak de plaatselijke bevolking echter niet aan moed en met vereende krachten werd alles weer herbouwd. Misschien dat we daarom een tamelijk unieke windvaan hebben: een leeuw, het symbool van moed en kracht maar ongetwijfeld ook verwijzend naar de Nederlandse Leeuw.
Het idee van de windvaan komt oorspronkelijk uit Frankrijk en het was uitsluitend het voorrecht van de adel om een windwijzer op het dak te zetten. De franse edellieden die bij de bestorming van een vijandelijke vesting het eerst hun banier op de muur plantten hadden recht op een weerhaan. Langzamerhand werd dit dier het symbool voor de franse republiek. Waarom juist de Gallische haan op Kerktorens werd geplaatst is niet helemaal duidelijk. De meest voor de hand liggende reden is dat men hem in verband brengt met de verloochening van Petrus "Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen". De haan zou dus op de toren staan om de ontrouwen te waarschuwen en om op te wekken tot inkeer. Eeuwenlang heeft hier op de toren ook een haan gestaan. Dat is bekend uit oude rekeningen (in 1717 is hij nog een keer opnieuw verguld). Het vergulden deed men om hem te beschermen tegen de weersinvloeden, want hij heeft het daarboven zwaar te verduren. Maar tegen de bliksem was het arme beest toch niet bestand. Verguld en wel werd hij gegrild ten overstaan van alle mensen die dagelijks naar hem opkeken. Het is niet bekend in welk jaar de haan hier is vervangen door de leeuw.
Ook is er nog het vermoeden dat het te maken kan hebben met de band die het geslacht van Nassau had met IJsselmonde. Justinus van Nassau (bastaardzoon van prins Willem 1 van Oranje) trouwde te IJsselmonde op 4 december 1597 met Anna van Merode. Een feit dat bij weinigen bekend is omdat de trouwboeken uit die tijd verloren zijn gegaan maar dat uit andere bronnen toch te achterhalen was.
- Jan Plaisier
Het scheepje op de consistorie
Het scheepje dat op de consistorie staat is ooit geschonken door het schippersgilde van IJsselmonde.